Opzegtermijn bij contracten met aanvang na 1er januari 2014
U moet kijken naar de begindatum van het contract: de regels die van toepassing zijn, zijn niet hetzelfde of het contract vóór of na 1 januari 2014 is aangevangen.
Voor werknemers van wie het contract na 1 januari 2014 is ingegaan, verwijzen wij naar de wettelijke termijnen, ongeacht of de werknemer een arbeider of een bediende is:
Anciënniteit van de werknemer | Opzegtermijn |
Van 0 tot 3 maanden | 1 week |
Van 3 tot minder dan 4 maanden | 3 weken |
Van 4 maanden tot minder dan 5 maanden | 4 semaines |
Van 5 maanden tot minder dan 6 maanden | 5 weken |
Van 6 maanden tot minder dan 9 maanden | 6 weken |
Van 9 maanden tot minder dan 12 maanden | 7 weken |
Van 12 maanden tot minder dan 15 maanden | 8 weken |
15 maanden tot minder dan 18 maanden | 9 weken |
Van 18 maanden tot minder dan 21 maanden | 10 weken |
21 maanden tot minder dan 24 maanden | 11 weken |
Van 2 tot minder dan 3 jaar | 12 weken |
Van 3 tot minder dan 4 jaar | 13 weken |
Van 4 jaar tot minder dan 5 jaar | 15 weken |
Van 5 tot minder dan 6 jaar oud | 18 weken |
Van 6 tot minder dan 7 jaar oud | 21 weken |
Van 7 tot jonger dan 8 jaar | 24 weken |
Van 8 tot minder dan 9 jaar oud | 27 weken |
Van 9 tot minder dan 10 jaar oud | 30 weken |
Van 10 jaar tot minder dan 11 jaar | 33 weken |
Van 11 jaar tot minder dan 12 jaar | 36 weken |
Van 12 jaar tot jonger dan 13 jaar | 39 weken |
Van 13 tot jonger dan 14 jaar | 42 weken |
Van 14 tot jonger dan 15 jaar | 45 weken |
Van 15 tot jonger dan 16 jaar | 48 weken |
Van 16 tot jonger dan 17 jaar | 51 weken |
Van 17 tot jonger dan 18 jaar | 54 weken |
Van 18 tot jonger dan 19 jaar | 57 weken |
Van 19 tot jonger dan 20 jaar | 60 weken |
Van 20 tot jonger dan 21 jaar | 62 weken |
Van 21 tot jonger dan 22 jaar | 63 weken |
Van 22 tot jonger dan 23 jaar | 64 weken |
23 tot jonger dan 24 jaar | 65 weken |
Voorbeeld: een werknemer wiens contract op 1 september 2017 is ingegaan en die op 1 juli 2021 wordt ontslagen, krijgt een opzegtermijn van 13 weken, omdat zijn anciënniteit meer dan 3 jaar, maar minder dan 4 jaar, bedraagt.
Opzeggen van contracten van voor 1 januari 2014
Vóór 2014 hing de berekening van de opzeggingstermijn enerzijds af van de vraag of men een arbeider of een bediende was en anderzijds van het loon en de anciënniteit van de werknemer.
Om de opzeggingstermijn te verkrijgen, moet men er in de eerste fase van uitgaan dat de werknemer op 31 december 2013 werd ontslagen, en vervolgens bij de volgens deze grondslagen berekende opzegging, de volgens bovenstaande tabel berekende opzeggingstermijn toevoegen, alsof de werknemer pas op 1er januari 2014 in dienst is getreden.
Voor bedienden met een bruto jaarsalaris van €32.254 of minder
De opzegtermijn bedraagt 3 maanden voor de eerste 5 dienstjaren. Daarna stijgt het elke 5 jaar met nog eens 3 maanden.
Voorbeeld: Neem een bediende met een bruto jaarsalaris van 28.000 euro, wiens contract is ingegaan op 1 juli 2006 en wiens ontslag zou plaatsvinden op 1 juni 2018.
Voor het eerste deel van de berekening zien we dat die op 31 december 2013 6,5 jaar anciënniteit had. De opzegtermijn is dan 3 maanden voor de eerste 5 jaar en 3 maanden voor de tweede 5 jaar. Dat is een opzegtermijn van 6 maanden.
Voor het tweede deel van de berekening zien wij dat de anciënniteit op 1 juni 2018 moet worden beschouwd alsof die op 1 januari 2014 in dienst is getreden. Die heeft dus tussen 4 en 5 jaar anciënniteit, wat overeenkomt met een opzegtermijn van 15 weken.
De opzegtermijn voor het ontslag van deze werknemer bedraagt dus in totaal 6 maanden en 15 weken.
Voor bedienden met een bruto jaarsalaris van meer dan 32.254 euro
De opzegtermijn bedraagt één maand per dienstjaar, met een minimum van drie maanden.
Voorbeeld: In het voorbeeld van onze bediende hierboven, als het bruto jaarsalaris € 50.000 was geweest, dan zou de opzegtermijn voor het eerste deel 7 maanden zijn geweest. De berekening van het tweede deel verandert niet. De totale ontslagtermijn is dan 7 maanden en 15 weken.
Voor arbeiders in de openbare sector van wie de overeenkomst tussen 1er januari 2012 en 1er januari 2014 is ingegaan.
De berekening van de opzeggingstermijn voor arbeiders in de openbare sector van wie de overeenkomst is ingegaan tussen 1 januari 2012 en 1 januari 2014 is gebaseerd op hun anciënniteit op 31 december 2013:
Anciënniteit | Opzegtermijn |
Van 0 tot minder dan 6 maanden | 28 dagen |
Van 6 maanden tot minder dan 5 jaar | 40 dagen |
5 jaar tot minder dan 10 jaar | 48 dagen |
10 jaar tot minder dan 15 jaar | 64 dagen |
Van 15 tot jonger dan 20 jaar | 97 dagen |
Meer dan 20 jaar | 129 dagen |
Om de opzeggingstermijn te verkrijgen, zal moeten worden gedaan alsof de werknemer op 31 december 2013 is ontslagen, en vervolgens zal bij de, op deze grondslagen berekende opzeggingstermijn, de opzegtermijn moeten worden bijgeteld die is berekend volgens de sinds 2014 geldende regels, dus alsof de werknemer op 1 januari 2014 in dienst is getreden.
Voorbeeld: laten we een arbeider nemen wiens contract is ingegaan op 1 januari 2012 en wiens ontslag zou plaatsvinden op 1 juni 2018.
Voor het eerste deel van de berekening zien we dat die op 31 december 2013 minder dan 5 jaar anciënniteit had. De opzegtermijn voor deze periode is dan 40 dagen.
Voor het tweede deel van de berekening zien wij dat de anciënniteit op 1 juni 2018 moet worden beschouwd alsof die op 1 januari 2014 in dienst is getreden. Die heeft dus tussen 4 en 5 jaar anciënniteit, wat overeenkomt met een opzegtermijn van 15 weken.
De opzegtermijn voor het ontslag van deze arbeider bedraagt dus 15 weken en 40 dagen.
Voor arbeiders in de publieke sector van wie de overeenkomst vóór 1 januari 2012 is ingegaan.
Voor werknemers in de publieke sector van wie de arbeidsovereenkomst vóór 1 januari 2012 is ingegaan, wordt de opzegtermijn berekend op basis van hun anciënniteit op 31 december 2013.
Anciënniteit | Opzegtermijn |
Van 0 tot minder dan 6 maanden | 28 dagen |
Van 6 maanden tot minder dan 5 jaar | 35 dagen |
5 jaar tot minder dan 10 jaar | 42 dagen |
10 jaar tot minder dan 15 jaar | 56 dagen |
Van 15 tot jonger dan 20 jaar | 84 dagen |
Meer dan 20 jaar | 112 dagen |
Om de opzegging te verkrijgen, zal men ervan moeten uitgaan dat de werknemer op 31 december 2013 werd ontslagen, en vervolgens bij de, op deze grondslagen berekende opzeggingstermijn, de opzegtermijn optellen die is berekend volgens de sinds 2014 geldende regels, alsof de werknemer pas op 1 januari 2014 in dienst is getreden.
Voorbeeld: laten we een arbeider nemen wiens contract is ingegaan op 1 januari 2012 en wiens ontslag zou plaatsvinden op 1 juni 2018.
Voor het eerste deel van de berekening zien we dat die op 31 december 2013 minder dan 5 jaar anciënniteit had. De opzegtermijn voor deze periode is dan 40 dagen.
Voor het tweede deel van de berekening zien wij dat de anciënniteit op 1 juni 2018 moet worden beschouwd alsof die op 1 januari 2014 in dienst is getreden. Die heeft dus tussen 4 en 5 jaar anciënniteit, wat overeenkomt met een opzegtermijn van 15 weken.
De opzegtermijn voor het ontslag van deze werknemer bedraagt dus in totaal 15 weken en 40 dagen.
Voor arbeiders in de privé sector
Voor arbeiders in de privé sector hangen de regels inzake opzegging af van de vraag of zij onder een sectoroverschrijdende collectieve arbeidsovereenkomst, een sectoraal koninklijk besluit of de algemene wetgeving vallen.
Als hun regeling afhankelijk is van de wetgeving, zijn de toepasselijke regels dezelfde als voor werknemers in de openbare sector (er zal dus een onderscheid moeten worden gemaakt tussen contracten van vóór en na 1er januari 2012). Zo niet, dan zult u moeten verwijzen naar het sectoraal koninklijk besluit of naar de desbetreffende intersectorale collectieve arbeidsovereenkomst.
Voor arbeiders in de gezondheidszorg
Ten slotte is er een laatste berekeningsmethode die van toepassing is op arbeiders in de gezondheidszorg, met ten minste 5 jaar - onderbroken of ononderbroken - dienst op 1 december 2013.
Hun opzegtermijn wordt als volgt berekend:
Anciënniteit | Opzegtermijn |
Van 0 tot minder dan 6 maanden | 3 maanden |
Van 6 maanden tot minder dan 5 jaar | 3 maanden |
5 jaar tot minder dan 10 jaar | 6 maanden |
10 jaar tot minder dan 15 jaar | 9 maanden |
Van 15 tot jonger dan 20 jaar | 12 maanden |
Meer dan 20 jaar | 3 extra maanden om de 5 jaar |
Om de opzegging te verkrijgen, zal men ervan moeten uitgaan dat de werknemer op 31 december 2013 werd ontslagen, en vervolgens bij de, op deze grondslagen berekende opzeggingstermijn, de opzegtermijn optellen die is berekend volgens de sinds 2014 geldende regels, alsof de werknemer pas op 1 januari 2014 in dienst is getreden.
Voorbeeld: laten we een arbeider in de gezondheidszorg nemen wiens contract op 1 januari 2007 is ingegaan en wiens ontslag zou plaatsvinden op 1 juni 2018.
Voor het eerste deel van de berekening blijkt dat die op 31 december 2013 minder dan 10 jaar anciënniteit en meer dan 5 jaar anciënniteit had. De opzegtermijn voor die eerste periode is dus 6 maanden.
Voor het tweede deel van de berekening zien wij dat de anciënniteit op 1 juni 2018 moet worden beschouwd alsof die op 1 januari 2014 in dienst is getreden. Die heeft dus tussen 4 en 5 jaar anciënniteit, wat overeenkomt met een opzegtermijn van 15 weken.
De opzegtermijn voor het ontslag van deze arbeider bedraagt dus 15 weken en 40 dagen.
Heb je vragen?
Als je nog vragen hebt, aarzel dan niet om binnen 24 uur een consult te reserveren met een advocaat vanaf € 29. Vul daarvoor gewoon dit formulier in op onze homepage.
Je kunt ook al uw vragen stellen aan Mylittlelawyer, een kunstmatige intelligentie die gespecialiseerd is in Belgisch recht en die we hebben ontworpen zodat je binnen enkele seconden gratis antwoorden op je juridische vragen kunt krijgen!